You have to add to cart at least 5 bottles or any program to make checkout.
Gepubliceerd: Januari 30, 2023
Categoriën:
Medicinale Cannabis
Het is algemeen bekend dat wiet sterke effecten kan hebben, maar hoe komen deze precies tot stand?
De stoffen die in cannabis zitten, zijn vergelijkbaar met bepaalde chemicaliën die je lichaam van nature aanmaakt. En daarom kunnen ze je op verschillende, fascinerende manieren beïnvloeden.
In dit artikel gaan we in op het endocannabinoïdesysteem, het systeem waarmee cannabinoïden impact hebben op hoe je je voelt en gedraagt.
Het endocannabinoïdesysteem (ECS) is aanwezig in het hele lichaam. Dit netwerk van kanalen en receptoren strekt zich onder meer uit tot het zenuwstelsel, de hersenen, immuuncellen en organen. Het is daarbij verantwoordelijk voor celsignalen, zoals cellen op de hoogte stellen over veranderingen en het aansturen van neurotransmitters om hun activiteit te verhogen of verlagen.
De volledige werking van het ECS is nog niet bekend, maar de eerste cannabinoïdereceptor (CB1) werd in 1988 door Allyn Howlett en William Devane ontdekt. Deze receptor werd aangetroffen in de hersenen van ratten en later ook bij mensen. In 1992 werd de ontdekking gedaan dat er een compleet netwerk van deze receptoren in het hele lichaam zit. Dit werd het 'endocannabinoïdesysteem' genoemd. Vervolgens werd in 1993 de tweede cannabinoïdereceptor ontdekt.
Simpel gezegd, bestaat het ECS uit receptoren, neurotransmitters ('endocannabinoïden' genaamd) en enzymen. De belangrijkste receptoren zijn CB1 en CB2, hoewel sommige wetenschappers TRPV1 inmiddels als de 'CB3 receptor' aanduiden.
Anandamide (AEA), ook wel bekend als het geluksmolecule, is een van de belangrijkste endocannabinoïde neurotransmitters. AEA is een agonist van de CB1 receptor en een gedeeltelijke agonist van de CB2 receptor.
De tweede endocannabinoïde is 2-arachidonoylglycerol (2-AG). In de hersenen van zoogdieren is 2-AG rijkelijker aanwezig dan AEA, en het is een volledige agonist van CB1- en CB2-receptoren.
Verder zijn er nog vier stoffen waarvan wordt vermoed dat ze endocannabinoïden zijn:
De exacte rol van endocannabinoïden is nog altijd onduidelijk, maar verondersteld wordt dat ze verschillende functies en processen beïnvloeden, waaronder (maar niet beperkt tot):
Vermoedelijk helpt het ECS bij het behoud van homeostase, een dynamisch evenwicht dat ervoor zorgt dat het lichaam goed blijft functioneren. Om specifiek te zijn, zou het endocannabinoïdesysteem dit doen door het beïnvloeden van onder andere het hormoonniveau, de weerstand en lichaamstemperatuur. Het ECS lijkt om die reden echt een onmisbaar regulerend systeem te zijn!
Fytocannabinoïden, de cannabinoïden die in cannabis voorkomen, werden eerder ontdekt dan het ECS. Sterker nog, het ECS is ernaar vernoemd, omdat men er als gevolg van cannabisonderzoek op stuitte.
De interacties tussen fytocannabinoïden en het ECS zijn complex en in sommige gevallen nog niet goed bekend. Hieronder leggen we uit hoe de beter begrepen cannabinoïden een interactie met het ECS aangaan en zo lichaam en geest beïnvloeden.
Naar schatting produceren cannabisplanten ongeveer 120 verschillende cannabinoïden. Daarvan wordt THC redelijk goed begrepen en is van CBD genoeg bekend om erover te kunnen speculeren. Over de andere 118 weten we echter veel minder.
Toch wordt er steeds meer onderzoek gedaan. Ook is een aantal basiseigenschappen en mechanismen van bepaalde cannabinoïden bekend, hoewel we nog lang niet met zekerheid kunnen zeggen of en hoe mensen ervan kunnen profiteren. Bovendien is het belangrijk op te merken dat veel cannabinoïden waarschijnlijk ook interactie hebben met receptoren buiten het ECS. Daarom is hun volledige werkingsmechanisme nog lang niet opgehelderd.
Delta-9-tetrahydrocannabinol (THC) is de molecule die aan de ontdekking van het ECS heeft bijgedragen. Mocht je het niet weten, THC is de bedwelmende stof in wiet die voor de 'high' zorgt. THC was tot zeer recent de enige cannabinoïde waar de meeste mensen kennis over en interesse in hadden. Maar dat begint nu geleidelijk aan te veranderen.
Bekend is dat THC een gedeeltelijke agonist van zowel CB1- als CB2-receptoren is. THC werkt met name door de endocannabinoïde AEA na te bootsen en zich aan CB1-receptoren in de hersenen te binden. Je lichaam kan AEA redelijk makkelijk afbreken, maar dat is met THC anders. Als gevolg daarvan wekt THC een krachtige high op, die ook gepaard kan gaan met negatieve effecten, zoals paranoia en angst.
Naast zijn psychotrope impact heeft THC ook interactie met CB1- en CB2-receptoren in andere delen van het lichaam. Zo heeft het verschillende effecten, en onder andere invloed op je eetlust, slaap en stemming.
Cannabidiol (CBD) kreeg vooral de afgelopen tien jaar veel bekendheid. In tegenstelling tot het bedwelmende THC veroorzaakt CBD geen high. Dat betekent echter niet dat het geen impact heeft!
Hoewel het onderzoek naar CBD nog in de kinderschoenen staat, wordt gedacht dat CBD via verschillende werkingsmechanismen impact kan hebben op onder andere de slaap, ontstekingen, angst en de eetlust. Onderzoek suggereert daarbij dat CBD, in aanvulling op het ECS, ook andere moleculaire doelwitten heeft, waaronder serotoninereceptoren. Er vinden momenteel dan ook veel wetenschappelijke onderzoeken plaats naar de klinische potentie van CBD.
Wat we in elk geval weten, is dat CBD in tegenstelling tot THC en AEA geen sterke bindingsaffiniteit heeft met CB1- en CB2-receptoren. Sterker nog, het blokkeert ze mogelijk zelfs gedeeltelijk. Daarom wordt aangenomen dat CBD in staat is om de psychotrope effecten van THC tegen te gaan.
Een andere manier waarop CBD zou werken, is door de concentratie AEA indirect te verhogen. Hoewel het de productie van AEA niet direct stimuleert, remt het wel de afbraak ervan. Dit heeft twee mogelijke oorzaken. Ten eerste zou CBD het vetzuurenzym FAAH, dat verantwoordelijk is voor de afbraak van AEA, kunnen afremmen. De tweede optie is dat het vetzuur-bindende eiwitten (FABPs) afremt, die AEA naar FAAH transporteren om afgebroken te worden. In elk geval is duidelijk dat CBD de concentratie anandamide verhoogt en zo de effecten ervan in het lichaam kan beïnvloeden.
De meeste cannabisplanten bevatten slechts kleine hoeveelheden tetrahydrocannabivarine (THCV), maar sommige breeders proberen strains te creëren met een hogere concentratie van deze cannabinoïde. Het idee bestaat namelijk dat THCV, anders dan de meeste cannabinoïden, mogelijk psychotrope eigenschappen heeft. Beweerd wordt dat THCV bindt aan CB1-receptoren en een 'helderdere' high opwekt dan THC. Tegelijk is er ook onderzoek dat de beweringen over de psychoactieve kwaliteiten van THCV weerlegt.
Klinisch onderzoek naar THCV is moeilijk uit te voeren, omdat het in de meeste wiet maar in kleine hoeveelheden voorkomt. Als je het wilt testen, heb je dus veel cannabis nodig om genoeg THCV te kunnen isoleren.
Cannabinol (CBN) ontstaat door de afbraak van THC. Dit gebeurt wanneer je de toppen na de optimale oogsttijd aan de plant laat zitten, of als de wiet na het oogsten niet goed gedroogd en gecured wordt.
Hoewel het op zichzelf waarschijnlijk niet psychotroop is, wordt wel aangenomen dat CBN een merkbaar effect heeft, zeker in combinatie met THC. Het beïnvloedt ook de CB1 receptor, maar dan als een zwakke agonist. Vermoedelijk wekt CBN hierdoor een slaperigere high op dan wanneer je alleen THC binnenkrijgt, hoewel dit nog niet bewezen is.
Over cannabichromene (CBC) is nog maar heel weinig bekend. Wat we wel weten, is dat het niet bedwelmend is en niet aan CB1- of CB2-receptoren lijkt te binden. Mogelijk heeft het in plaats daarvan interactie met het zogenaamde 'uitgebreide ECS' via de receptoren TRPV1 en TRPA1. Het lijkt erop dat CBC via deze mechanismen remmend inwerkt op het natuurlijke vermogen van het lichaam om de endocannabinoïden AEA en 2-AG af te breken.
Cannabigerolzuur (CBGA) is de oorspronkelijke, zogenaamde 'moeder' aller cannabinoïden. Dit is de eerste cannabinoïde die in de trichomen van een jonge wietplant ontstaat en van waaruit alle andere cannabinoïden zich ontwikkelen. Door interactie met diverse enzymen wordt CBGA biologisch gesynthetiseerd in verschillende 'families', die weer verschillende cannabinoïden produceren.
We kunnen niet veel over de effecten van CBGA op zich vertellen. Hoe dan ook, weten (of vermoeden) we dat het interactie met zowel CB1- als CB2-receptoren en de serotoninereceptor 5-HT1A heeft.
Hoewel vooral cannabinoïden verantwoordelijk zijn voor de effecten van wiet, werken ze niet alleen. Ook terpenen en flavonoïden beïnvloeden de interactie van cannabis met het lichaam.
Zo zit er myrceen in wiet, een veelvoorkomende terpeen die de wietplant (en mango) een peperige smaak en geur geeft. Daarnaast zorgt myrceen er mogelijk voor dat THC sneller de bloed-hersenbarrière passeert. En op die manier zou het de high kunnen versterken.
Dit is maar één voorbeeld van de mogelijke fytochemische synergie die vaak wordt aangeduid als het 'entourage effect' en optreedt wanneer verschillende stoffen uit cannabis tegelijk gebruikt worden.
Ook wat de interactie tussen cannabinoïden, terpenen en flavonoïden betreft, valt er nog veel onderzoek te verrichten. Hoe dan ook, lijkt het erop dat hier de komende jaren meer over bekend wordt.
Het is duidelijk dat het ECS een belangrijk systeem in het menselijk lichaam is. Toch hebben we nog maar beperkt inzicht in wat het precies doet en hoe we het kunnen beïnvloeden. En zelfs waar we wel weten hoe we er invloed op uit kunnen oefenen, hebben we nog een lange weg te gaan voordat we bijvoorbeeld specifieke aandoeningen met bepaalde cannabinoïden kunnen verhelpen.
Naarmate de wetgeving rond wiet wereldwijd wordt versoepeld en wetenschappers makkelijker toegang tot cannabis krijgen, zijn we echter hoopvol gestemd dat we snel meer te weten komen!